'Geachte lezer,
Moest u na of tijdens het lezen van dit boek beginnen twijfelen aan de liefde aan mij stad, en die kans is reëel, dan had ik u graag het volgende verteld:
Ik beledig regelmatig mijn vrienden, meer dan ik mensen beledig waar ik geen uitstaans mee heb. Ik maak opmerkingen tegen hen over hoe lelijk, dom en onhandig ze wel niet zijn, maar steeds als liefdevolle grap. De liefde schept een sfeer die alle opmerkingen mogelijk maakt. De mensen die ik liefheb: vrienden en mijn vriendin, weten beter als ik hen beledig. Ze beseffen dat deze, vaak als grap geplaatste, opmerkingen –hoe erg ook- met liefde zijn bedoeld en dat ik niet de minste intentie heb om hen te kwetsen. Meer zelfs, het feit dat ik die opmerkingen maak, bewijst juist mijn liefde. Ik dat opzicht zou je me een eeuwige puber kunnen noemen: rebelleren tegen diegene die je lief hebt, juist omdat je weet dat de liefde dit zal vergeven. Zo vind ik ook dat ik het recht heb te spotten met mijn geliefde stad, terwijl ik haar eigenlijk, als u voorbij het sarcasme, de ironie en het cynisme kijkt, de hemel in wil prijzen. Dat ik zelfs haar duistere hoekjes en stinkende rivieren bemin omdat ik verblind ben door liefde zoals alleen allesverwoestende verliefdheid dat kan doen.
Bekijk dus de ironie in dit boek niet als sarcasme maar
eerder als de humor tussen twee beste vrienden die elkaar regelmatig een loer
weten te draaien. Dit boek is een poets die ik bak voor een stad die mij
regelmatig een poets weet te bakken. Poets wederom poets.
Hoogachtend,
Wim Paeshuyse'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten