(Café Taikalamppu)
Ik fiets door de Helsinki randstad met mijn Jopo-fiets. Het zaad van de vele berken ligt als
geelbruine plassen op de stoepen. Een dode egel ligt in de goot als een baby in
een wieg.
Ik deed wat in de inburgeringscursus stond om een echte Fin
te zijn. Ik nam de boot naar Tallin en kocht goedkope wijn en cider. Over de
Baltische zee rollen veel blikjes bier naar het Noorden. In de haven wachtten
kranen me als grote stalen origimi-kraanvogels op.
De wijk Kallio telt in elke straat wel enkele Thaise massage-salons.
Ik vraag me af of het een eufemisme is. In Taikalamppu (Wonderlamp) drink ik
slechte koffie die zo slecht is dat het op een masochistische manier toch weer
goed is. Een jaarlijks ritueel.
Nog in Kallio zie ik honderd mensen aanschuiven voor een
huis. Ik leer dat het een voedselbedeling is. Armoede draagt heel normale
kleding. Een jonge moeder en een man in kostuum.
Ik zie twee jonge meisjes, niet ouder dan zeven, naar de bib
lopen in onschuldige zomerjurkjes. Elks dragen ze een boek van ‘Vijftig tinten
grijs’ om te gaan inleveren.
Op het tramperron tegenover staat een mix van Japanse
toeristen en dronken Finnen. Een vreemd contrast.
Op het speelplein stapelen de jongeren de lege blikjes bier op
een stapel zonder dat hij omvalt. Het bier komt tot aan hun navel.
Ik zie een klein meisje, zonder aandacht te hebben voor wat
rond haar gebeurd, op haar driewieler fietsen achter een vlinder. Ze giechelt.
In Porvoo regende het zo hard dat de heuvelachtige straatjes
plots in bergriviertjes veranderden. Het water van de dakgoten komt in buizen
naar beneden en wordt net boven de stoep de straat opgespuwd. Het zaad van
berken wast weg.
mooi stuk
BeantwoordenVerwijderen