dinsdag 18 januari 2011

Hemelsinki 5


En de twijfel reist met me mee in mijn rugzak, mijn rugzak die zodadelijk door de detector van de controles zal gaan, de controles die me op dit vliegveld naar een vliegtuig zullen leiden, een vliegtuig dat mij op zijn beurt naar een ander vliegveld in een andere stad in een ander land zal leiden waar ik een trein zal nemen naar een een andere stad waar er een kamer op mij wacht met daarin een bed waar ik zes dagen geleden voor het laatst in sliep en al die tijd zal de twijfel meereizen in mijn rugzak ergens tussen de vuile was en goedkope souveniers.

(De twijfel reist graag, hij is de vijand waarmee je moet heulen, de vriend die je moet mee zeulen en dragen, hij gedraagt zich vreemd en zit vol vervelende vragen maar zonder hem vertrek je niet. Hij staat op geen enkel mag-ik-niet-vergeten-lijst maar is er altijd als er wordt gereisd.)

Om mij om kijkend zie ik jou traag de brede trap afgaan. Je draagt een gele jas waardoor ik je makkelijk kan volgen in de menigte van het vliegveld. Het is een gele vlek die ik zojuist nog vasthad en die nu kleiner en kleiner in mijn gezichtsveld wordt tot hij uiteindelijk de dubbele schuifdeuren doorgaat, de koude lucht in, het besneeuwde landschap in.

(We spraken Engels met wat woordjes Zweeds en Fins ertussen gegooid, maar meestal hadden we geen woorden nodig. We bleven hele nachten wakker, zoenden en waakten over de nacht, we wachtten samen op niets. We hadden geen slaap nodig, het samen zijn was genoeg.)

Le fin.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten