Stroom
We zitten in den Boemel en kijken uit het raam.
Stromen mensen komen af en aan.
Ik zeg: 'het station lijkt wel een pompend hart,
het hart van deze stad'.
Stromen mensen komen af en aan.
Ik zeg: 'het station lijkt wel een pompend hart,
het hart van deze stad'.
Haar deca-koffie staat voor haar decolleté.
Ze kijkt naar buiten, lacht naar me,
slurpt de laatste druppels
en vraagt: 'Ga je mee?'
Ze kijkt naar buiten, lacht naar me,
slurpt de laatste druppels
en vraagt: 'Ga je mee?'
(Lipstick op de witte tas,
een lok haar voor haar linkeroog:
details die ik niet vergeten mag.)
een lok haar voor haar linkeroog:
details die ik niet vergeten mag.)
We nemen de eerste bus die vertrekt
zonder te weten waar we terecht zullen komen.
Ze zegt: 'Ik moet af en toe deze stad uitgaan
anders voel ik mijn bloed niet stromen.'
zonder te weten waar we terecht zullen komen.
Ze zegt: 'Ik moet af en toe deze stad uitgaan
anders voel ik mijn bloed niet stromen.'