zondag 16 september 2012

De zoektocht naar het ideale gedicht 1

Laatst liepen Peer en ik langs het kasteeltje te praten over het ideale gedicht. Wat moet een goed gedicht doen? En hoe goed zijn onze eigen gedichten dan?

Om eerlijk te zijn hadden we het eerst over het werk van een collegadichteres die we beiden erg goed vinden maar net niet super. Ze schrijft mooie versjes die vooral op associaties en klanken samenhangen die ze dan ook nog eens goed voordraagt. Het enige dat we konden aanmerken over haar werk is dat het niet echt ontroert.

Als twee oude nostaligische zakken haalden we het gedicht 'Middagmaal' van Sarah Verheyen erbij, een gedicht dat alle hierbovenvermelde eigenschappen ook bevat maar ook nog eens weet te ontroeren en een heel verhaal vertelt aan de hand van één simpele scéne. Dit gedicht, trouwens geschreven toen ze 16 jaar was ofzo, is nog steeds een van mijn lievelingsgedichten.



Middagmaal
Uw handen blijven rusten
Op het houten tafelblad
Ge kijkt mij aan en staart naar buiten
Wendt uw blik en mompelt wat

Stilte. 
Liefde van mijn leven, zo heb ik u graag
Zo lendig en lam
Ge eet van uwen boterham
Overstelpt met problemen
Geven en nemen
Van vier vruchtenconfituur
Uw blik op de muur sinds het uur
Dat ge mijn liefde krijgt
En ge slikt en ge zwijgt
En ik lach.
Melkchocoladehagelslag


Het is natuurlijk die laatste zin de het compleet maakt, die kinderlijk naïeve slotzin die heel de droevige scene die leuke wendig geeft. Maar heel het gedicht is bijzonder, het ritme, de speelse rijm de simpele beschrijvingen.

Ik hou van deze simpelheid. Ik hoef geen zware metaforen die niemand begrijpt en waar studenten letteren later nog hele thesissen over kunnen lullen. Ik hou van simpele poëzie die weet te ontroeren.

In mijn eigen werk probeer ik dit ook vaak, zelden met een goed resultaat maar ik doe pogingen die vaak niet meer dan pogingen blijven. Er zijn enkele gedichten die lezenswaardig zijn volgens die criteria maar veel zijn het er niet. 'Oostenrijkse Lunchpaketten', 'Brillen' en 'Vijverlijven' zijn enkele van de weinige voorbeelden die mijzelf nog weten te ontroeren.

Middle of Nowhere 2


De kusttram is leuk, je ziet het landschap en af en toe de zee. Alleen zit deze altijd veel te vol en moet je bijna altijd rechtstaan. Na 20u rijdt er ook maar eentje om het uur. Het is ronduit belachelijk. In Zweden of Finland kan je om middernacht nog om het half uur een bus pakken naar eender welk afgelegen boerengat maar in België kan je na 22u niet eens nog in Kasterlee geraken (wat dan niet eens zo'n groot boerengat is (O.V.)).

Ook bij het bezoek aan het Zwin was het van dattum. Slechts 5 verdwaalde bussen rijden er per dag naar dit natuurreservaat. Het natuurresevaat op zich is pracht maar de vogelkooien in het begin zijn beschamend. Het is echt zielig om die vogels in zulke kleine verwaarloosde kooien te zien zitten terwijl 100 meter verder er een prachtig stukje natuur is waar ze zouden kunnen rondvliegen.

We zijn ook naar het Paul Delvauxmuseum gegaan. Paul Delvaux is een van de minder bekende Belgische schilders die eigenlijk toch zeer de moeite waard is. Zijn werk doet een beetje aan Margritte en soms ook Dali denken. Hij is een meester in het schilderen van schaamhaar (een kunst op zich)(ik bedoel trouwens niet kleuren van iemands schaamhaar maar schaamhaar schilderen op een doek) en ik hou ook erg van zijn kleurgebruik.

Het ontbijt was trouwens wel goede deze ochtend. Afbakbroodjes met verschillende kazen en nutella en honing en koffie (die de mensen die thee willen ook kunnen drinken) en fruitsap met deze keer wel uitzicht op zee.

Ik sprak vandaag met een strandvisser die een echte doorzetten was. Hij kwam elke ochtend vissen en hij vangt altijd bot.

donderdag 13 september 2012

Middle of nowhere

(uitzicht vanuit onze hotelkamer)
 
Middelkerke in de middle of nowhere aan de kust. God is now here/ god is nowhere.

We slapen in een kleine hotelkamer zonder het beloofde uitzicht op zee in een kamer die er heel anders uit ziet dan op de foto. Buiten twee oude Ikea-glazen en twee rafelige handdoekjes valt er niets te stelen, zelfs geen zeepje.

Er is zelfs geen deurmat om het strand aan af te vegen. Het gordijn is korter dan het raam met een slapstickscene als gevolg.

We stappen als reigers over het strand en rapen schelpjes. We drinken cava uit de Ikeaglazen in het veel te kleine bad. Het bad spoelt de vermoeidheid, het zand en de visgeur uit onze lijven.

We bezoeken Oostende ik zit met Spinvis in mijn hoofd. 'Denken aan jou, denken aan zee'. Ik zit met veel in mijn hoofd. Met wat de zin 'elkaars alibi zijn' uit mijn eigen gedicht 'Zee' nu eigenlijk wilt zeggen. Ik schrijf soms dingen waar ik pas later een betekenis aan geef. Ik ben te dom om mijn eigen intellectueel gezeik te begrijpen.

Zee

we waden in de zee, we baden met twee
het zand op onze voeten, de golven
spoelen het strand

sporen meteen uitgeveegd, het is valavond
en er valt niets te bewijzen
want voor die ene laatste keer

zijn we elkaars alibi
weinig geluk in de casino's
meer met het uitzicht op zee

reclameslogans, de clichés
in onze levens nog even
baden met twee

Als je in de kusttram je plaats afstaat aan een bejaarde kun je er nooit zitten. Ze zouden er evengoed een plaatje 'bejaardenvervoer' op kunnen hangen. De restaurants op de zeedijk zouden op hun beurt het plaatje 'bejaardenveevoer' kunnen krijgen.

zaterdag 8 september 2012

Stadsgedicht 12: Fietsersbrug


Nieuw stadsgedicht naar aanleiding van de nieuwe fietersbrug over het kanaal.

Fietsersbrug

Start traag zodat we klinken
als een meer in de ochtend
waar de mist zich langzaam
van de oevers loswerkt

Start traag het wordt stilaan
tijd om niet meer stil te staan
Maak ons los uit het duister
zeg vaarwel, kijk niet om

Neem me mee, over de fietersbrug
de ochtendzon op onze ruggen
neem me mee, uit het zwarte
naar het water