woensdag 2 januari 2013

Turnhout zkt. stadsdichter

 
Eind januari gooit Wim Paeshuyse de handdoek in de ring. Dan is hij stadsdichter af. De titel kreeg hij bij toeval. Hij had er niet voor gesolliciteerd en ook het Turnhoutse stadsbestuur had het hem niet gevraagd. Toen een vriend als grap een vals persbericht de wereld instuurde en de plaatselijke correspondenten dit overnamen, besloot Paeshuyse zijn nieuwe officieuze titel ter harte te nemen. Twee jaar en zo’n 14 stadsgedichten later is hij klaar om de fakkel door te geven. “Ik heb gehoord dat ze aan een opvolger denken, maar ik weet niet wie het gaat worden”.

Je werd 'per ongeluk' stadsdichter. Was je daar blij om?

Twee jaar geleden kreeg ik op Gedichtendag allerlei gelukwensen via sms en Facebook. Ik had zelf niet door waarover het ging en toen ik eenmaal doorhad dat het een grap was van Wouter van Peer kon ik twee dingen doen. Ofwel kon ik alles ontkennen, ofwel kon ik het spel meespelen. Omdat ik altijd te vinden ben voor een goede mop speelde ik mee. De mensen dachten nu toch al dat ik de stadsdichter was en wat had ik te verliezen? Uiteindelijk is het wel goed geweest voor mijn carrière, ook al stelt de titel in deze stad amper iets voor. Het is alsof je koning zou zijn in Bobbejaanland. Bobbejaanland is niet eens een echt land maar je bent wel kóning. En de mensen horen enkel het woord koning. Als ik zeg dat ik stadsdichter ben, plaatsen ze me direct op dezelfde lijn als de Antwerpse stadsdichters zoals Lanoye en Moeyaert, terwijl het natuurlijk veel minder voorstelt.

Stadsdichter is een aparte stiel. Je schrijft voor de hele stad en niet enkel voor jezelf of voor je eigen fans. Hoe heb je dat engagement opgenomen?

Ik heb geprobeerd zo gevarieerd mogelijk te schrijven. Sommige gedichten zijn zwaar en grijpen terug naar de mythologie. Andere zijn zeer toegankelijk en zijn eerder mopjes. Ik wou me niet vastpinnen op één stijl maar allerlei stijlen en vormen uitproberen in mijn stadsgedichten.
Veel van de stadsgedichten zijn geschreven voor speciale gelegenheden. Het Open doek-filmfestival, de opening van de Grote Markt, de Vitrine,  de opening van de fietsersbrug, etc.

Eigenlijk vind ik de stadsgedichten niet het belangrijkste van mijn stadsdichterschap. Ik ben de laatste jaren als stadsdichter harder bezig geweest met het organiseren van poëzieactiviteiten. Met ‘Poëzie aan de Sloot’ organiseer ik het grootste poëziefestival van de regio. Elk jaar opnieuw probeer ik goede artiesten op originele locaties te programmeren en die aanpak werkt. Afgelopen editie werd ons bezoekersaantal zelfs meer dan verdubbeld. Ook Startschot, Poëzie in ’t Pand en De Sprekende Ezels, die ik samen met Wouter van Peer heb georganiseerd, hebben heel wat mensen naar poëzie gelokt. Er komen elk jaar meer mensen naar poëzieactiviteiten die ik organiseer dan naar poëzieactiviteiten in de Warande. En dat zonder subsidies.

Ook ‘De Automaat’ die ik samen met vier vrienden heb gemaakt, loopt goed. In deze gedichtenautomaat staat een dichter of muzikant. Voor een vrije bijdrage kan je een gedicht of lied kiezen dat dan live voorgedragen wordt door de dichter of muzikant. Met dit initiatief hebben we de laatste twee jaren meer dan dertig optredens gegeven in heel Vlaanderen. Van Beerse tot de boekenbeurs en van de Turnhoutse cultuurmarkt tot de Gentse feesten. We hebben er deze zomer zelfs Villa Vanthilt mee gehaald.

Heb je nog een gouden raad voor je opvolger?

Verwacht niet dat mensen zelf op zoek gaan naar je materiaal, maar breng het zelf naar de mensen. Verkoop jezelf. Probeer beter te zijn dan je voorganger.

tekst: Katrien Lodewyckx
Dit artikel verscheen eerder in de januarieditie van het culturele maandblad 'Suiker'
En was ook te lezen op Gazet van Turnhout

Geen opmerkingen:

Een reactie posten